21sep

Hebben wij het recht om voor ons werk onbereikbaar te zijn?

Dat we voorlopig nog veel thuiswerken, bevalt lang niet iedereen. Dat je leidinggevende je nu ook appt, kan een zegen zijn, maar ook een vloek. Hebben we het recht om offline te zijn? ‘Het is als jongleren op een touw tussen twee flatgebouwen, zonder vangnet.’

Wie moest er niet gniffelen bij de appjes tussen burgemeester Femke Halsema en minister Ferd Grapperhaus, tijdens de Black Lives Matter-demonstratie op de Dam? Het ging alle kanten op: van cryptische borrelpraat – ‘de T is nu eenmaal de T’ – tot appjes die waren opgesteld als brief, met alinea’s en aanhef, zoals het laatste appje waarin de minister zei teleurgesteld te zijn in Halsema.

Reden voor de Amsterdamse brandweercommandant Tijs van Lieshout ervoor te waarschuwen dat Whats­App niet geschikt is voor overleg tussen bestuurders. Al zijn we niet allemaal minister of burgemeester, toch communiceren velen tegenwoordig via Whats­App over werk.

Lijntjes uitzetten

Ruim twaalf miljoen Nederlanders gebruiken op dit moment Whats­App. “Iedereen kent het, van Mark Rutte tot jij en ik,” zegt Mark Deuze, hoogleraar mediastudies aan de Universiteit van Amsterdam, nota bene via een Whats­App telefoongesprek. “Voor iedereen werkt het hetzelfde, er is immers geen platinumversie.”

Het sterke punt van de app is dat hij je in staat stelt 24 uur per dag, elke dag van de week, met elkaar te communiceren. “Even snel een lijntje uitzetten of een afspraak ­maken of iemand herinneren aan een taakje.”

Nederlanders staan daardoor altijd ‘aan’. Grofweg één op de vijf Nederlanders ervoer vorig jaar burn-outklachten, terwijl dat tien jaar geleden nog één op de tien was. Helpt het dan om in toenemende mate over werk te appen?

Deuze zegt stellig: nee. Volgens hem lopen op WhatsApp verschillende levensdomeinen door elkaar: werk, privé, relaties, vriendschappen, de sportclub, ga zo maar door. Terwijl mensen denken dat ze kunnen multitasken, zijn ze daar helemaal niet zo goed in: je doet alles namelijk minder secuur. “Het is een beetje als jongleren op zo’n touw tussen twee flatgebouwen, zonder vangnet.”

Psycholoog en stressexpert Thijs Launspach legt uit dat communiceren over werk tot een constante ruis in je hoofd leidt. “Voor je hersenen is er niet veel verschil tussen werken en beschikbaar zijn voor werk. Dus als je buiten je werktijd het gevoel hebt de hele tijd paraat te moeten staan, is dat werk.”

Nieuw strak schema

Launspach benadrukt nog maar eens dat zestien uur per dag werken niet gezond is. WhatsApp wekt daarnaast snel de indruk dat een bericht urgent is, zegt hij. “De drempel is erg laag om snel een berichtje te sturen. Maar vaak kan dat bericht ook best wachten tot je morgenochtend iemand live spreekt.”

Dat mensen zich zo vaak voor hun werk beschikbaar houden ligt overigens niet aan WhatsApp ­alleen, zegt Deuze: al zo’n veertig jaar vervaagt de scheiding tussen werk en privé. “Als de werkdag voorbij is, begint een nieuw strak schema van avondeten, afwas, de sportclub, nog een halfuur op de laptop,” zegt hij.

We organiseren het gezinsleven zoals we ook het kantoor organiseren. Daarbij speelt mee dat jongere generaties werk in toenemende mate zien als iets waarin je jezelf uitdrukt, ­jezelf profileert, in plaats van iets dat je puur doet om geld te verdienen. Tel daar dan nog eens het massale thuiswerken door de coronacrisis bij op, en plots stromen op Whats­App de bazige appjes van je chef binnen, tegelijk met de vriendelijke vraag van je partner of je nog een pak melk bij de supermarkt kunt halen.

Launspach vreest dat we, qua verantwoordelijkheid ­nemen, niet veel van Facebook – eigenaar van Whats­App – hoeven te verwachten. “Het is geen menslievende organisatie: het bedrijf heeft nu eenmaal een verdienmodel dat erom draait dat je zo veel mogelijk met de app bezig bent.” En dat lukt aardig: je hersenen belonen je voor alle impulsen – kleurtjes, notificaties en geluidjes – die je op de app krijgt. “Dat geldt ook voor je to-dolijst en het wegwerken van je e-mail.”

Maar, zegt Deuze: het mooie van al die apparaten is dat je ze ook kunt uitzetten. “Niet voor niets hebben alle grote software- en hardwareontwikkelaars de afgelopen jaren functies ingebouwd die mensen attent maken op hun ­gebruik ervan.” Deuze doelt op de schermtijdapp van Apple, die bijhoudt hoeveel uur iemand op zijn of haar telefoon doorbrengt.

Launspach vindt dat niet genoeg. Jongeren kunnen namelijk nog weleens een schuldgevoel krijgen als ze niet direct reageren. “Soms wordt een vriend boos als je niet binnen een uur op z’n appje antwoordt. Maar het kan juist gezond zijn om een appje een halve dag onbeantwoord te laten.”

Het kan moeilijk zijn grenzen aan te geven: wat nu als je niet snel genoeg reageert op het appje van de werkgever of opdrachtgever? Mede daarom heeft PvdA-Kamerlid Gijs van Dijk vorige maand een voorstel ingediend voor een wet die het recht op onbereikbaarheid regelt. In Frankrijk is dat al sinds 2017 wettelijk geregeld.

Zo’n wet zou volgens Launspach erg nuttig kunnen zijn, zeker in sectoren waar mensen de hele dag kunnen worden opgepiept. “In de zorg werken vaak mensen met een heel plichtsgetrouw karakter, die graag willen klaarstaan voor anderen. Voor hen komt eerst de vraag wat er van je wordt verwacht, pas daarna de vraag waar je zelf behoefte aan hebt.” En juist dat altruïstische karakter kan funest zijn, als je elk moment van de dag kan worden opgepiept.

Maar, zegt Gerrard Boot, hoogleraar arbeidsrecht aan de Universiteit Leiden, als je naar de inhoud van de Franse wet en het Nederlandse wetsvoorstel kijkt, gaat het eigenlijk over iets anders. “Werkgever, vakbond en ondernemingsraad moeten overleggen over wat je van je werknemer qua bereikbaarheid kunt verwachten en wat niet.”

De wet biedt dus geen soelaas voor zzp’ers.

Aparte passage

Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) moeten werkgevers al zorgen voor een gezonde werkomgeving. De Algemene Werkgeversvereniging Nederland ziet om die reden dan ook niet zo veel in het wetsvoorstel. “De Arbowet ziet nu vooral toe op risico’s in de omgang met ­gevaarlijke stoffen, gevaarlijke situaties of hoge temperaturen,” zegt Boot. “Het is toch fijn als er een aparte passage in staat over bereikbaarheid na werktijd.”

Maar een algeheel recht om offline te zijn, is dat überhaupt haalbaar? Boot denkt van niet: je moet je bij elke ­situatie afvragen of je werkgever jou een reëel verwijt kan maken als je niet reageert. “Als je facilitair manager bent van een bedrijf, om zeven uur ’s avonds een appje krijgt omdat een buurvrouw rook uit het pand van het bedrijf ziet komen en niets doet: dan heb je wel een probleem.”

Alle andere appende werkenden, raadt Deuze aan om in gesprek te gaan met de werkgever of ­opdrachtgever. “Omdat iedereen WhatsApp herkent, van directeur tot stagiair, kun je er ook makkelijk een discussie over beginnen. Vaak is er meer mogelijk dan je denkt als je je grenzen aangeeft.”

Onlangs verscheen van psycholoog Launspach het boek Werk kan ook uit, met tips voor thuiswerken. Hij raadt aan, specifiek met betrekking tot het thuiswerken, vooraf te ­bedenken van hoe laat tot hoe laat je wilt werken. “En zoek een plek in het huis waar je enkel je werk verricht. Als je er niet zit, ben je ook niet aan het werk.”

Zijn beste advies? Dat blijft toch: werk niet via Whats­App. “Spreek af dat je elkaar belt als je elkaar direct nodig hebt, en anders elkaar mailt. En als het echt niet anders kan: ­opteer voor een werktelefoon, die je na vijven uitzet.”

Bron: het Parool

 

14sep

Meer zekerheden voor uitzendkrachten: via cao of wet? Onderhandelaars nieuwe cao starten verdeeld

De onderhandelingen met de vakbonden over een nieuwe Cao voor uitzendkrachten zijn gestart. De ABU en de NBBU willen uitzendwerk verder verbeteren en zetten in op meer perspectief voor uitzendkrachten via de cao. Vakbond FNV pleit juist voor verandering van wetgeving.

De afgelopen jaren zijn werk- en inkomenszekerheid van uitzendkrachten verbeterd. Ook zijn de arbeidsvoorwaarden in lijn gebracht met werkenden in dienst van de opdrachtgever. Dat neemt niet weg dat een groeiende groep uitzendkrachten steeds langer en soms structureel is aangewezen op uitzendwerk. Veel inleners kiezen ervoor om structurele werkzaamheden door externe flexibiliteit in te laten vullen. Dit beperkt de doorstroommogelijkheden. Ook worden de risico’s voor flexibiliteit nog te vaak afgewenteld op hen die flexibel werken.

Dit menen uitzendkoepels ABU en NBBU. Zij zetten in op meer werk- en inkomenszekerheid voor uitzendkrachten én een gelijk speelveld. Investeringen in duurzame inzetbaarheid, een verbeterde pensioenregeling, verkorting van uitzendduur en contractflexibiliteit en invoering van standaard uitzendcontracten zijn onderdeel van het pakket voorstellen dat de ABU en de NBBU aan de vakbonden doet.

Jurriën Koops, directeur van de ABU: “Opdrachtgevers zoeken hun heil ook in ongeorganiseerde vormen van flexibel werk. Mogelijk gemaakt omdat adequate zzp-wetgeving ontbreekt. De ABU wil uitzendwerk verbeteren via de cao. Daarvoor is het essentieel dat er een gelijk speelveld komt voor alle vormen van flexibel werk. Wij erkennen dat er zaken te verbeteren zijn en moeten ook zorgen voor continuïteit van de branche. De ABU roept de politiek dan ook op om zo snel als mogelijk is te komen met sluitende wetgeving.”

Marco Bastian, directeur van de NBBU: “De uitzendbranche schept ieder jaar werkgelegenheid voor honderdduizenden mensen. We zijn bereid blijvend te investeren in het perspectief van deze werkenden. Door duurzame inzetbaarheid, maar ook bijvoorbeeld door verbetering van het pensioen voor uitzendkrachten. Daarmee wordt hun positie steeds verder versterkt.”

De ABU en de NBBU stellen voor om de contractflexibiliteit te verkorten van 5,5 naar 4 jaar. Ook ligt er een voorstel voor het invoeren van standaardcontracten voor uitzenden. Bedoeld om het speelveld binnen de branche gelijk te krijgen. De ABU en de NBBU zetten zwaar in op duurzame inzetbaarheid en zijn dan ook bereid om hun investeringen hierin te verhogen van 198 miljoen euro naar 365 miljoen euro.

FNV: verander de wet voor verbetering positie uitzendkrachten

De FNV pleit juist voor een verandering van wetgeving voor verbetering van de positie van uitzendkrachten. Uit een enquête onder 1.000 uitzendkrachten en een vervolgonderzoek onder 92 deelnemers blijkt dat ruim twee derde van de uitzendkrachten gemiddeld zeven jaar van uitzendbaan naar uitzendbaan wordt rondgepompt met nauwelijks zekerheid van werk en inkomen. Daarom publiceerde de FNV 9 september jl., op de dag waarop de cao-onderhandelingen startten, een witboek over de uitzendbranche. Hierin roept ze de politiek op de wet te veranderen, waardoor arbeidscontracten zonder enige garantie op werk en inkomen niet meer mogelijk zijn.

Zakaria Boufangacha, arbeidsvoorwaardencoördinator FNV: ‘Uitzendwerk is bedoeld voor het opvangen van ziekte of pieken in het werk. Dan spreek je over weken of maanden, niet over jaren. We willen af van die onzekere banen en contracten zoals nul-uren contracten.’

FNV spreekt over het rondpompen van mensen zonder enige zekerheid, maar wel de druk om elke dag weer paraat te staan. In het witboek over de uitzendbranche komen uitzendkrachten aan het woord en doet de vakbond aanbevelingen aan de overheid om de positie van uitzendkrachten te verbeteren. Naast het uitbannen van de genoemde nul-uren contracten wil de FNV dat de uitzendperiode drastisch wordt verkort tot eenmalig 26 weken (nu 78 weken).

ABU: Cao beste instrument om positie uitzendkrachten te verbeteren

De ABU is verrast over de overhandiging van een witboek aan minister Koolmees. Werkgevers zetten in op meer perspectief en zekerheid voor uitzendkrachten. Daarover zijn zij het eens met de FNV. De ABU is het niet eens met de FNV om zaken die al jarenlang via een cao worden geregeld via de wet te regelen. Zij meent dat de FNV in het witboek een extreem en onjuist beeld schetst door te stellen dat uitzendkrachten jarenlang worden rondgepompt. Zij verwijst naar onafhankelijk onderzoek naar de positie van uitzendkrachten dat onlangs in opdracht van het ministerie van SZW is verricht, waaruit onder andere is gebleken dat het onwaarschijnlijk is dat een substantieel deel van de uitzendwerknemers langer bij dezelfde uitzender verblijft dan het maximum van 78 gewerkte weken.

Samengevat willen beide onderhandelingspartners hetzelfde, namelijk dat uitzendkrachten meer zekerheid krijgen. De uitzendkoepels zijn ervan overtuigd dat de cao bij uitstek het instrument is om dit goed te regelen. Niet alleen wat betreft werkzekerheid, maar vooral ook als het gaat om scholing en duurzame inzetbaarheid. De FNV pleit juist voor verandering van de wet, zodat arbeidscontracten zonder enige garantie op werk en inkomen niet meer mogelijk zijn.

De onderhandelaars streven naar een nieuwe cao die op 1 juni 2021 in gaat.